
naarmate mijn inzichten in mijn werk zich helderder aftekenden, ontdekte ik ook nieuwe manieren van kijken naar het maken zelf — het proces, de keuze van materialen, en de handelingen die een beeld tot stand brengen.
geleidelijk begon ik te zien dat het wezenlijk is het toeval te omarmen: de onmogelijkheid van het scheppen van een “volmaakt” beeld (een schilderij), en de boodschap die in het voltooide werk besloten ligt. het toeval toelaten draagt iets diep natuurlijks in zich. wat door mensenhanden gemaakt wordt, kan nooit volmaakt zijn, noch zal het dat ooit worden. in die zin zijn wij de “dwaze pottenbakkers” van frans fellendonk.
“ook achter haar, in een nis, staat een madonna van aardewerk, een kunst-maagd geboetseerd door mensenhanden, enkele maten kleiner dan het leven zelf, en gereduceerd tot onbeduidendheid door de vleesberg voor haar. dwaze pottenbakker! uit de klei waaruit hij zelf is gevormd boetseert hij broze beelden, kleine goden, en zijn hart wordt tot as, zijn hoop tot stof fijner dan zand, zijn leven waardelozer dan de klei die hij kneedt. steen buigt voor vlees.”
—frans kellendonk, mystiek lichaam: een geschiedenis, in verzameld werk, meulenhoff amsterdam, november 1992
deze reflectie bracht mij rechtstreeks tot het gebruik van klei in mijn schilderijen.
zo werden en zijn mijn leidende principes nu deze:
- toeval is zowel onvermijdelijk als zuiverend
- klei belichaamt de onbereikbaarheid van menselijke volmaaktheid
- het maakproces is een wezenlijk deel van het eindresultaat—dit is wat het werk menselijk maakt
- wanneer een beeld breekt, behoort juist dat verval tot de aanvaarding van de wereld om ons heen: een wereld die zich niet laat beheersen, onmetelijk schoon, maar uiteindelijk onverschillig tegenover menselijk streven
as my understanding of my work grew clearer, i also discovered new insights into the methods of creation—the unfolding process, the choice of materials, and the gestures that shape an image.
gradually, i came to see that it was essential to embrace chance itself: the impossibility of crafting a “perfect” image (a painting), and the message that dwells within the finished work. to surrender to chance carries something profoundly natural. what human hands construct can never be perfect, nor will it ever become so. in this sense, we are the “foolish potters” of frans kellendonk.
“behind her too, in a niche, stands a madonna of earthenware, an art-virgin wrought by human hands, smaller by several degrees than life, and reduced to insignificance by the tower of flesh before her. foolish potter! from the clay from which he himself was formed, he fashions brittle images, petty gods, and his heart turns to ashes, his hope to dust finer than sand,
his life more worthless than the very clay he kneads. stone bows before flesh.”
—frans kellendonk, mystical body: a history, in the complete works, meulenhoff amsterdam, november 1992
this reflection led me directly to the use of clay within my paintings.
thus, my guiding principles have become these:
- Chance is both inevitable and purifying
- Clay embodies the unattainability of human perfection
- The process of making is inseparable from the finished work—this is what renders the work human
- If an image breaks, that very fracture belongs to the acceptance of the world around us: a world that resists control, immeasurably beautiful, yet ultimately indifferent to human striving.


